Vennootschap en aandeelhouder samen eigenaar... Geen goed idee
- door Sara Desmidt
- •
- 02 jun, 2022
- •
'Historische' vennoten
U hebt een NV (een kapitaalvennootschap) en stel dat die NV een gebouw heeft. Als de NV vereffend wordt en u het gebouw toebedeeld krijgt, is er een verkooprecht verschuldigd. Ook als u het gebouw dat u zelf inbracht, bij de vereffening terug krijgt. Dat verkooprecht bedraagt 12% in Vlaanderen en 12,5% in de twee andere gewesten.
Bent u vennoot in een BV (een personenvennootschap) en krijgt u bij de vereffening het onroerend goed, dan zijn er twee mogelijkheden:
- Als u géén vennoot was op het ogenblik dat de BV de eigendom verwierf, betaalt u een verkooprecht.
- Als u wél al vennoot was op het ogenblik dat de BV (of vroeger, BVBA) het gebouw kocht, of als u het gebouw zelf heeft ingebracht, dan bent u een ‘historische’ vennoot en komt u terecht in de wachtregeling.
De wachtregeling betekent dat u bij de vereffening enkel een vast recht moet betalen. De fiscus wacht dan op wat er daarna zal gebeuren:
- Als u het gebouw verwerft met andere vennoten die allemaal historische vennoten zijn, dan kan u uit onverdeeldheid treden en is er enkel een verdeelrecht verschuldigd.
- Als het gebouw echter terecht komt bij iemand die géén historische vennoot is, dan is het verkooprecht verschuldigd.
Achterdeurtje is doodlopend spoor
In een NV ontsnapt u dus niet aan het verkooprecht tenzij, … misschien …
Een tiental jaar geleden ontstond de trend om als aandeelhouder samen met de vennootschap een onroerend goed aan te kopen. U koopt bijvoorbeeld 10% van het geheel – waarop u dan het verkooprecht moet betalen – en uw vennootschap koopt de overige 90% – waarop ook het verkooprecht verschuldigd is, maar dat bedrag is aftrekbaar als beroepskost.
Na vele jaren, bijvoorbeeld als u de vennootschap wilt stopzetten, treedt u uit onverdeeldheid en neemt u het deel van de vennootschap over. Volstaat dan een verdeelrecht op die transactie?
‘Neen’, zegt de fiscus. Want de regeling rond de vennoten die een onroerend goed verkrijgen uit hun eigen vennootschap is een bijzondere regeling, bedoeld als antimisbruikbepaling. En die antimisbruikbepaling heeft voorrang op de algemene regeling inzake verdeelrecht. Met de term ‘fiscus’ hebben we het hier zowel over de federale fiscus (die nog gedeeltelijk bevoegd is voor de registratierechten), als over Vlabel, dat bevoegd is voor de Vlaamse registratierechten.
Van eerste aanleg, via Cassatie naar het Grondwettelijk Hof
Er is al heel wat inkt gevloeid over deze interpretatie. Heel wat belastingplichtigen trokken naar de bevoegde rechtbanken en hoven, om ten slotte bij het Hof van Cassatie terecht te komen. Eén van de argumenten die daar werden aangehaald was de schending van het gelijkheidsbeginsel. Dat is echter niet de bevoegdheid van het Hof van Cassatie, wel die van het Grondwettelijk Hof. Het gelijkheidsbeginsel lijkt in die zin geschonden te zijn dat de vennoot die in onverdeeldheid is met zijn eigen vennootschap, een verkooprecht moet betalen. Terwijl er van iemand anders, die geen vennoot is en die in onverdeeldheid is met diezelfde vennootschap, enkel een verdeelrecht wordt gevorderd.
Het Grondwettelijk Hof meent echter dat dit onderscheid verantwoord is, omdat de regel dat er een verkooprecht verschuldigd is als de vennoot een onroerend goed uit de eigen vennootschap haalt, een anti-misbruikbepaling is, die effectief voorrang heeft op het verdeelrecht. Terecht stelt men zich de vraag wélk misbruik hier bestreden wordt. Bij aankoop van het onroerend goed werden de rechten immers betaald, deels door de vennootschap, deels door de vennoot. Maar de beslissing van het Grondwettelijk Hof maakt wel een einde aan de discussies. Mede-eigendom tussen de vennootschap en één van haar vennoten wordt dus best vermeden.


Uit een onderzoek van SD Worx blijkt dat ongeveer de helft van de Belgische kmo’s bedrijfswagens aanbiedt aan hun medewerkers. Deze voertuigen worden vooral ingezet als functiewagens, voornamelijk voor het bezoeken van klanten. Bedrijven met minder dan drie wagens vormen de meerderheid, maar grotere organisaties hebben er vaak meer. Vooral in Brussel en Wallonië worden bedrijfswagens vaker ingezet voor klantenbezoek.
De kosten voor het beschikbaar stellen van bedrijfswagens zijn de afgelopen drie jaar met gemiddeld 30% gestegen, vooral door hogere leasekosten van elektrische wagens. Ondanks deze inspanningen om het wagenpark milieuvriendelijker te maken, blijft het aandeel elektrische en hybride voertuigen stabiel. Momenteel bestaat 14% van de bedrijfswagens uit elektrische voertuigen en 28% uit hybride, terwijl de meerderheid nog steeds fossiele brandstoffen gebruikt. Kmo's verwachten echter niet dat dit aandeel op korte termijn veel zal toenemen.
